-
In het noorden van India en in het huidige Pakistan ontstaan er verschillende culturen in de steden (complexe stadscultuur). Ze zijn genoemd naar de locaties van de grootste opgravingen; De Mohenjo Daro cultuur (1) en de Harappa Cultuur (2).
-
Hoofdstuk 4, paragraaf 3
-
Er vinden invasies plaats van de Indo Europese Ariërs. Hun taal ontwikkelt zich tot Sanskriet. Er vindt een acculturatieproces plaats, een proces waarin 2 culturen elkaars kenmerken overnemen. De Indiase Indus cultuur vermengt zich met die van de Arische gropeen van het Indo Europese volk.
-
Brahmaanse priesters overheersen het Hindoeïsme. Het Hindoeïsme wordt als nieuwe cultuur en levensbeschouwing zichtbaar. De brahmaanse priester beheersen de rite, vooral het vedisch offer.
-
Brahamisme maakt plaats voor andere vormen van religie. Er wordt gezocht naar nieuwe wegen tot verlossing en bevrijding. Uit het Hindoeïsme ontstaan twee nieuwe levensbeschouwingen; Het Boeddhisme (1) en het Jainisme (2). Het rituele van het Brahamisme wijzen deze levensbeschouwingen van de hand. Belangrijker is de weg te vinden naar het eigen innerlijke van de mens.
-
Hindoeïsme treedt sterk op de voorgrond. Mahabharata en Ramayana ontstaan, 2 grote epen. Circa 200 jaar na Christus komen de eerste christenen naar India onder leiding van apostel Thomas (de ongelovige)
-
In deze periode vormt zich het Hindoeïsme als levensbeschouwing zoals we dat nu nog kennen. Kenmerkend voor die periode is dat men nadrukkelijker op zoek is naar een persoonlijke relatie met God.
-
Vanaf het jaar 1000 krijgt Hindoeïsme te maken met de invloed van de Islam. Van 1200 tot 1526 is in noorden van India er een grote moslimstaat met Delhi als hoofdstad (Sultanaat van Delhi).
-
Rond 1500 ontstaat het Sikhisme als levensbeschouwing die Hindoeïsme en Islam wil verzoenen. Vanaf 1526 wordt het noordelijke moslimrijk onderdeel van de Mogol dynastie die onder bewind van Akbar de Grote zijn hoogtepunt bereikt.
-
Met de komst van de Engelsen in 1757 komt een eind aan de overheersing van het Mogolrijk in delen van India.
-
Er veranderd niet zo veel meer in het religieuze leven van elke dag maar er ontstaan door de westerse invloed wel nieuwe inzichten. Denkers Ramakrishna (1836-1886) en Mahatma Gandhi (1869-1948) zien noodzaak in het bij de tijd brengen van het Hindoeïsme. Gandhi was daarin zeer succesvol en strijdde met het volk naar onafhankelijkheid van Engeland wat in 1947 lukte.