-
-
Koning had geld nodig en vroeg dit aan vertegenwoordigers van de burgerij, adel en geestelijkheid. Zij bedongen in ruil voor betaling rechten, bijvoorbeeld het recht om tol te heffen.
-
Tiende penning op inkomsten uit onroerende zaken en op jaarlijkse winsten van kooplieden. Voordelen: onafhankelijk van de drie standen, regelmatiger bron van inkomsten.
-
Alva wilde bij verkoop van roerende zaken 10% van de opbrengst hebben.
-
Republiek ging terug naar bedesysteem. De Staten-Generaal berekende wat het land in een bepaalde periode nodig had en verdeelde dit over de provincies, zgn quotatie. De staten werden dan bij petitie verzocht hun quote bij te dragen. De staten konden dan hun 'consent' geven.
-
De republiek hief een soort heffing op alles wat via zee- en landwegen werd in- of uitgevoerd, zogenoemde convooien of licenties. Ook waren er heffingen op verbruiksgoederen, de accijnzen.
-
-
Gogel bedacht een algemeen belastingstelsel waarbij overal in nederland dezelfde belastingen geheven werden.
-
Appelius' stelsel was grotendeels gebaseerd op dat van Gogel. Opvallend bij beide: het patentrecht. Om een bepaald beroep/bedrijf te mogen uitoefenen moest je geld betalen, hiervoor kreeg je een vergunning (patent). Ook vermakelijkheids- en weeldebelasting.
-
Heffing via fictiestelsel: op een bepaald tijdstip moest je schatten hoeveel je in het volgende jaar zou verdienen en daarover belasting betalen.
-
Gebaseerd op belastingsysteem van Duitsland. Belasting geheven over werkelijk kalenderjaar.
-
De moderne inkomstenbelasting.
-
Moderne vermogensbelasting.
-
Moderne wegenbelasting.
-
Moderne omzetbelasting.
-
Vervangt Wet op de IB en Wet op de Vermogensbelasting uit 1964. De drie boxen ontstaan.