-
De akkerbouw ontstond rond 12000 v.C. in het Midden-Oosten, in een gebied dat de vruchtbare halvemaan wordt genoemd. Eerst verzamelde jagers-verzamelaars daar tarwe en gerst. Maar toen ontdekte ze die plantjes daar zelf kon laten groeien. Rond 8500 v.C. maakte ze er de eerste akkerbouwgewassen van. Dit heet domesticatie.
-
Het ontstaan van de landbouwsamenleving is een van de belangrijkste veranderingen in de geschiedenis. Rond 11.000 voor Christus was het gebied dat uitstrekt van het Nijldal tot Irak het meest vruchtbare gebied. Dit gebied noemen we Vruchtbare halve maan. Hier leefden de eerste boeren. Het was een langzame ontwikkeling, er veranderde zoveel dat het een revolutie wordt genoemd. Zo’n samenleving heeft een economie waarin mensen hun eigen voedsel produceren door middel van akkerbouw en veeteelt.
-
Het oudste huisdier is de hond. Al 11000 v.C. hadden mensen als honden. De Jagers-verzamelaars gebruikte ze voor de jacht. Later gebruikte de boeren honden om een kudde opporde te houden. In het Midden-Oosten gingen de mensen ook schapen, geiten etc. fokken.
-
Nomaden in Europa. Het waren de jagers en verzamelaars. Hun middel van bestaan was verzamelen jagen en vissen. Ze woonden niet op een vaste plek maar trokken rond als nomaden. Die leefwijze is een van de kenmerken van de tijd van jagers en boeren
-
In 1955 werd bij Pesse in Drenthe een drie meter lange kano opgegraven. Hiermee gingen de jagers-verzamelaars meer dan 9600 jaar geleden het water op om te jagen en te vissen. De boot was met stenen bijlen uit een boomstam gehakt. Dat was veel werk dus dat deden de mannen waarschijnlijk samen. De boot was hun gezamenlijke eigendom
-
Rond 6000 v.C. waren het zuiden en het oosten van Nederland begroeid met dichte bossen. Doordat er veel landijs was gesmolten, was de Noordzee weer gevuld. In de lager gelegen gedeeltes van het land waren moerassen ontstaan en gebieden die tijden die tijden vloed overstroomden
-
Jagers-verzamelaars lieten spullen die ze niet konden dragen, achter. Boeren konden hun spullen houden. Wie wilde, kon mooie spullen zoals werktuigen en potten verzamelen. Boeren konden ook een voedsel vooraard aan leggen. Ze bezaten meer dan de jagers-verzamelaars. Bovendien ontstonden er verschillen in bezit en dat kon tot ruzie lijden.
-
Zo’n 5000 jaar geleden is het dorpje Elsloo ontstaan. Er leefden zo’n 100 á 150 mensen in zo’n 18 huizen. Die waren allemaal op dezelfde manier gebouwd. Aan de noordwest kant waren de muren van planken gemaakt. De rest was van gevlochten riet, besmeerd met leem. Een huis was helemaal van planken gemaakt. Hier woonde waarschijnlijk het dorpshoofd met zijn familie.
-
In 1978 groeven archeologen bij Bergschenhoek resten op van een van een kano, werktuigen visfuiken en resten van vissen en vogels die daar rond 4300 v.C. waren achtergelaten.
-
In 1978 werd in een Egypte een huis opgegraven met een werkplaats van 4 bij 3,5 meter. In het huis had een pottenbakker gewoond (3600 v.C.) Die kookpotten maakte voor klanten in de buurt. Dit laat zien dat mensen ook andere beroepen hadden in plaats van boer.
-
Boeren zoals de hunebedbouwers vereerden veel goden. Ze geloofden dat achter iedere natuurverschijnsel een god zat. Daarom aanbaden ze bijvoorbeeld de maan het regen de rivieren. Zo’n geloof is een natuurgodsdienst. Ze geloofden ook dat mensen na de dood geesten werden. Daarom bouwde ze ook hunebedden. Met zo’n monument vereerde ze hun voorouders.
-
Rond 3000 v.C. veroverde koning Narmer, de heerser van Boven-Egypte, Beneden-Egypte. Egypte werd hierdoor een land onder een koning. Het was ook het grootste land ter wereld met een centraal bestuur. De Egyptenaren noemde hun koning “farao” dit was afgeleid van de Egyptische woorden “groot huis”, wat verwees naar het paleis van de koning.
-
Rond 3000 v.C. werd in Egypte het hiërogliefenschrift uitgevonden. Hiërogliefen is afgeleid van het Griekse woord voor “heilige inkervingen”, omdat het schrift in het begin in steen werd uitgeschreven.
-
Egypte had een bloeiende economie waarin steeds meer mensen leefden van ambacht en handel. Door de welvaart nam de bevolking toe en groeide sommige dorpen rond 3000 v.C. uit tot steden. Er ontstond een landbouw stedelijke samenleving.
-
Voor de farao werden de grootste grafmonumenten gebouwd. Zodra een farao aan de macht kwam, begon het werk aan zijn graf en dodentempel. Vanaf 2650 v.C. lieten de farao’ piramides bouwen om in begraven te worden. De grootste staat op de vlakte van Gizeh, bij de toenmalige hoofdstad Memphis.
-
Rond 2300 v.C. plunderden nomaden uit de woestijn Egyptische voorraadschuren. De reactie van farao Pepi I staat een oud-Egyptische tekst: ‘Toen zijne majesteit optrad tegen de zandbewoners uit het oosten, richtte zijne majesteit een leger van vele tienduizenden uit heel Egypte. Het leger verwoestte het land van de zandbewoners, plunderde hun forten en staken al in brand.’ Zo hield hij de goden en het volk tevreden. Als de farao de macht goed in handen hiel, bleef Egypte een politieke eenheid.
-
Dit verhaal over Mozes staat in de Tenach, het heilige boek van de joden waarin ook hun vroegste geschiedenis is beschreven. Die geschiedenis begon ergens tussen 2000 en 1600 v.C. bij Abraham. Hij leefde al nomade in Mesopotamië (Irak). Abraham had een monotheistische godsdienst. Hij geloofde dat er maar één allermachtige God was.
-
Rond 1500 v.C. kwam farao Toetmozes I aan de macht. Hij begon zijn rijk vergroten. Met een sterk leger veroverde hij delen van Syrië. Ook versloeg hij de Nubiërs, die ten zuiden van Egypte woonden. Trots keerde hij terug met het halfvergane lijk van de Nubische koning aan de boeg van zijn schip.
-
Toetanchamon of Toetankhamon was een farao van het Oude Egypte in 1350 v.C.
Zijn beroemdheid is vooral te danken aan het feit dat zijn graf, toen het in 1922 door Howard Carter werd gevonden, intact bleek te zijn. Het voor een farao kleine graf bevatte meer dan 3500 kunstvoorwerpen die nog zeer intact waren. -
Na de uittocht van Egypte gingen de Joden in Kanaän wonen. Daar ontstond rond 1020 v.C. het koninkrijk Israël met Saul als koning. Na hem regeerde eerst David en toen Salomo. Salomo liet rond 960 v.C. een tempel bouwen in de hoofdstad Jeruzalem. Na zijn regering viel het koninkrijk uiteen in meerdere koninkrijken.