-
Georg Friedrich Hegel werd geboren in Stuttgart, Duitsland. Zijn ouders en familie noemden hem kortweg Wilhelm. Hij was de oudste van 3 kinderen, later kreeg hij er namelijk nog een broertje en zusje bij.
-
-
Wilhelm heeft in totaal 19 jaar op school gezeten, waarvan 9 jaar op het basisonderwijs, 6 jaar op het gymnasium, en 4 jaar op de universiteit.
-
Wilhelm gaat naar school als hij 3 jaar oud is. Hij gaat naar een normale Duitse school, maar zijn moeder leert hem thuis ook Latijn
-
De 5 jarige Wilhelm gaat naar een Latijnse school, omdat zijn moeder hem 2 jaar lang heeft lesgegeven in Latijn. Nu is er de kans om naar een Latijnse school te gaan, en die kans grijpen zijn ouders.
-
Wilhelm gaat terug naar een reguliere school om de basisschool af te maken.
-
Wilhelm gaat naar het gymnasium
-
Maria Magdalena Louisa Hegel-Fromm sterft, zij was de moeder van Wilhelm. Ze stierf op 20 september in Stuttgart.
-
Wilhelm studeert af aan het gymnasium, en gaat filosofie studeren aan de Tübinger Stift.
-
Wilhelm rondt zijn studie filosofie af en gaat aan dezelfde universiteit theologie studeren. In deze periode komt hij twee mensen tegen die later zijn vrienden worden: Friedrich Hölderlin en Friedrich von Schelling. Zij zijn het eens met de filosofische ideeën van Hegel en daardoor begrijpen ze elkaar. Wilhelm Hegel zal zich in zijn leven sowieso meer tot onderdanige mensen richten, die de macht accepteren, dan tot opstandige mensen, omdat hij zelf ook liever onderdanig is.
-
Hegel studeert af en gaat als huisleraar werken. Dit verdient echter heel slecht en hij is hier dan ook niet tevreden mee.
-
Hegels vader overlijdt en Hegel krijgt de erfenis waardoor er voor hem een mogelijkheid ontstaat om te verhuizen. Hij verhuist naar Jena, een stad in Duitsland. Hier werd hij privédocent.
-
Doordat Hegel een vriendschappelijke band heeft met Goethe, die op dit moment bekender is dan Hegel, kan deze een baan als professor aan de universiteit van Jena voor Hegel regelen. Hij begint in dit jaar ook met het schrijven van zijn eerste boek: Fenomenologie van de Geest.
-
Het boek "Phänomenologie des geistes", in het Nederlands "Fenomenologie van de geest", is een filosofisch boek van Hegel uit 1807. De exacte verschijningsdatum is niet bekend. Ook verlaat Hegel Jena omdat de stad wordt aangevallen. Hij verhuist naar Neurenberg, waar hij rector van een gymnasium wordt.
-
Hegel trouwt met zijn vriendin. In dit jaar begint hij ook met het schrijven van zijn tweede boek: Wetenschap der logica, het eerste deel.
-
Het tweede deel van Hegels ‘Wetenschap der logica’ komt uit.
-
Het derde deel van Hegels ‘Wetenschap der logica’ komt uit. Hij wordt dit jaar ook professor aan de universiteit van Heidelberg.
-
Hegels boek ‘Encyclopedie der filosofische wetenschappen’ komt uit. Hij houdt over dit boek regelmatig coleges op de universiteit van Berlijn, waar hij inmiddels rector is.
-
Het volgende en laatste volledige boek van Hegel, ‘hoofdlijnen van de rechtsfilosofie’, komt uit.
-
Hegel reist naar Nederland.
-
Hegel begint met het geven van colleges over esthetica. Esthetica is de leer over zintuiglijke waarneming, vaak met betrekking op de kunst en schoonheid.
-
Hegel begint aan een aanpassing van ‘Fenomenologie van de Geest’. Ver komt hij echter niet, omdat hij al snel overlijdt.
-
Hegel overlijdt aan cholera op 14 november 1831 in Berlijn.
-
Wereldgeest/wereldrede: de som van alle menselijke uitingen. (de ideeën, levenswijze en cultuur van mensen.) Je kan spreken van de weg die de wereldgeest door de geschiedenis aflegt. Hegel bedoelt daarmee dus het leven, de ideeën en de cultuur van de mensen die door de geschiedenis steeds veranderen.
-
-
De wereldgeest ontplooit zich in drie stadia:
1. Subjectieve geest: de wereldgeest ontplooit zich in het individu. Je hebt je eigen ideeën, levenswijze etc.
2. Objectieve geest: door het samenleven van mensen, in de maatschappij of het gezin bijvoorbeeld, ontstaat er een gemeenschappelijke cultuur.
3. De absolute geest: de kunst, de religie, en de filosofie. De filosofie is de belangrijkste: zij is de spiegel van de wereldgeest. De filosofie laat immers de denkbeelden van die tijd zien. -
Hegel zei: “De waarheid is subjectief”. Er bestaat geen waarheid die boven of buiten de menselijke rede ligt. Alle kennis is menselijke kennis.
Bovendien vond Hegel dat de waarheid een proces was. We komen er steeds meer achter wat klopt en niet. Maar zijn geen criteria van wat het meest waar is, behalve dat de criteria van een bepaalde tijd. Misschien verklaren mensen ons 100 jaar later wel gek voor de ideeën die we nu hebben, terwijl wij die ideeën nu als waarheid beschouwen. -
Hegel kwam dus tot de conclusie dat er geen eeuwige waarheden bestaan, of een idee dat altijd klopt.. Wat goed of fout is, en wat de mens weet, verschilt per tijd. Vanuit jouw positie is een idee misschien juist, maar dat wil niet zeggen dat dat altijd klopt.
Je moet filosofen en ideeën van vroeger niet beoordelen, zonder daarbij rekening te houden met de historische situatie van toen. Deze denkwijze is een belangrijke manier om de loop van de geschiedenis, en de ideeën van toen te begrijpen. -
Voorbeeld: geocentrisme. Nu weten we dat de aarde rond is, maar 500 jaar geleden wisten ze niet beter dan dat de aarde plat was. Vanuit hun oogpunt was dat logisch. Het is een ahistorische manier van denken om te zeggen dat die mensen toen dom waren.
-
De menselijke rede is progressief: de menselijke kennis breidt zich uit, en gaat in dat oogpunt vooruit. Progressief wil zeggen dat iets vooruitgaat Ook de wereldgeest ontwikkelt zich steeds.
-
De geschiedenis is zelfoverschrijdend. Steeds komt er meer kennis bij (En er ontstaat een steeds grotere rationaliteit, de mens gaat meer het verstand gebruiken. Daardoor komt er steeds meer kennis bij.) en de mens krijgt steeds meer vrijheid. De geschiedenis overschrijdt haar kennis dus constant.
-
• Hegel ontwikkelde de dialectische ontwikkeling, dit is een manier om de loop van de geschiedenis en de meningen van mensen te begrijpen:
1. Positie/these: een radicale stelling. Bv. Rationalisme van Descartes: alle kennis krijg je door verstand.
2. Negatie/antithese: een stelling die haaks op de vorige staat. Bv. Empirisme: alle kennis krijg je door waarneming.
3. Negatie van negatie/synthese: Bv. Kant die zegt dat beide een beetje gelijk hebben.
Deze 3 stellingen heten samen een triade. -
Een aaneenschakeling van 3 stellingen (these, antithese en synthese ) heet een triade. Zo ontstaat een oneindige schakeling, want ook een synthese wordt weer tegengesproken door een antithese. Eigenlijk is de geschiedenis volgens Hegel een lange aaneenschakeling van triades. Telkens reageren mensen op elkaars ideeën, en spreken ze elkaars ideeën tegen. Zo ontstaat er uiteindelijk een synthese van 2 uiteenlopende ideeën.
-
De dialectische ontwikkeling is ook van toepassing op de mens zelf: in discussies denken mensen negatief: ze proberen de fouten in een bepaalde denkwijze op te sporen. (ze ontwikkelen dus eigenlijk een antithese op de these van de tegenstander) Maar ze bewaren de goede ideeën. Uiteindelijk komt er uit de discussie waarschijnlijk uit dat beide partijen allebei gedeeltelijk gelijk en gedeeltelijk ongelijk hebben. (synthese)
-
De dialectiek kan op worden toegepast op het begrip "zijn". Als je denkt aan het begrip “zijn”, moet je automatisch denken aan het tegenovergestelde begrip “niet-zijn”. Bijvoorbeeld als je denkt: “ik ben lief” , moet je denken aan een situatie waarin je niet lief was. Anders kan je nooit denken “ik ben nu wél lief”.
Er is dus een soort van spanning tussen het begrip “zijn” en “niet-zijn”. Die spanning wordt opgeheven door het begrip “worden”. "Ik word lief": je bent nu zowel niet- als wel lief -
Alleen de beste ideeën en argumenten doorstaan de “toets van de kritiek van de geschiedenis”. Wij bekijken ideeën van vroeger, en geven daar nu kritiek op. Doordat we steeds meer kennis kregen, blijken “waarheden” van vroeger nu ook niet meer te kloppen (bijvoorbeeld het geocentrisme dat compleet onjuist bleek te zijn) Dat wat juist is, blijft voortbestaan zegt Hegel.
-
Hegel is een echt kind van zijn tijd, van de romantie Hij was een romanticus, wat blijkt uit zijn liefde voor de geschiedenis. Zijn hele filosofie is eigenlijk een manier van de geschiedenis bekijken en beoordelen. Hiermee is hij een echte romanticus. Bovendien vond Hegel de staat en het gezin ("objectieve machten" zoals hij ze noemde) erg belangrijk. Daarmee was zijn filosofie een tegenreactie (antithese zoals hij het zelf zou noemen) op het individualisme, dat in zijn tijd sterk opkwam.