-
relatief rustige periode in groei
lichaam wordt gespierder en krachtiger
-jongens meer spier
-meisjes meer vet
botten worde harder
grote flexibiliteit
nachtelijke groeipijn
individuele verschillen -
7-12 JAAR
actief en juist gebruik van logisch denken bij concrete problemen
denken is ook meer felxibel en beter georganiseerd
het blijft nog wel vastzitten aan een concrete fysieke realiteit
- geen inzciht in abstracte of hypothetische vragen
-geen formele logica -
nieuwe grofmotorische ontw.: fietsen, tekenen, zwemmen, touwtjespirng, muziek, ...
grofmotorisch: jongens meisjes
nieuwe motorische vaardigheden reflecteren vooruitgang in: flexibiliteit, evenwicht, behendigheid en kracht
ook beter infoverwerking: relevant focus richten, kortere reactietijd, anticiperen
gedreven vanuit hersenontwikkeling fysieke competentie heeft voordelen op sociaal-emotioneel vlak: populariteit/zelfbeeld
"biobanding"= indeling obv lichamelijke maturiteit bij sport -
Hersenontw.- vooruitgang cogn. functies
PFC-connecties verdere hersengebieden, efficient coördineren v versch. neurale netwerken -vooruitgang in diverse executieve functies
werkgeheugen verbetert
metageheugen beter → gebruik van geheugenstrategien="mnemoniek"
cultureel bepaald
kan getraind worden
info LTgeheugen neemt toe
beter georganiseerd in uitgebreide hiërarch. structured net
meer weten maakt nieuwe info meer betekenisvol +makkelijker op te slaan/roepen
wisselwerking: kennis en mnemoniek -
geavanceerd inzicht in emoties
-ook interne toestanden
-samenhang denken en voelen
-gemengde emoties
inzicht voorspelt sociale competentie en status in de groep van leeftijdsgenoten
taalvaardigheid en executieve functies bevorderen emotieregulatie
- zowel probleemgericht als emotiegerichte strategieën
- goede emotieregulatie draagt bij tot emotionele 'self efficacy' en positief zelfbeeld -
Vereenzelvig met innerlijk psych. kenmerken
meer gedifferentieerd zelfbeeld
"sociale vergelijking"=nieuw
vooral anderen die op relevante punten op kind zelf lijken
vergelijking kan: op- neer- waarts (sterke neiging tot opwaarts)
belangrijke evoluties rond zelfwaardering
neemt toe doorheen schooltijd
en ook meer gedifferentieerd: specifieke competentie beleving, globale zelfwaardering
gelinkt aan cycli van succes en mislukking
realistisch zelfbeeld is van belang
ouders en leerkrachten bijdragen -
7 - 10 JAAR
-regels zijn formeel en gedeeld
-nog steeds onveranderlijk
-bij straf ernst wandaad en intentionaliteit in rekening gebracht
! later evidentie voor notie van intentionaliteit al VANAF 3 JAAR!
ander oordeel als info over intentie gegeven wordt -
"nabijheid en similariteit" spelen een rol + "aanvaardig en verwerping"
gemeten adhv "nominaties"= 'wie vind je de leukste?'
vanuit combinatie 4 groepen
- populair
-controversieel
-verworpen
-genegeerd
groepen verschillen in dimensies van "SP, sociale preferentie" en "SI, sociale impact"
SP= verschil tss pos en neg nominatis
SI= som van pos en neg nominaties
hangt samen met "sociale competentie"
zie flashcard "informatie verwerkingsmodel"
meestal vrienschappen met eigen geslacht -
relatie met leeftijdsgenoten worden belangrijker
verschillende soorten peer ervaringen
-dyadisch= vriendschappelijk
-groepsniveau= peer status
overwegend interactie tussen kinderen van zelfde gender
-universeel
-soms korte "cross gender" interacties
-soms ook negatieve stereotypering van andere gender
vriendschappen worden steeds belangrijker
"beste vriend(in)"
basis van vriendschappen wijzigt over de leeftijd -
"pesten"= sommige kinderen zijn mikpunt van herhaalde intentioenel agressie door peers
-varia aan vormen
niet alleen face to face ook online= "cyberpesten"
RISICO LOPERS:
- passieve slachtoffers:
kleiner, zwakker, fysiek en psych. passief, laag zelfwaardegevoel, gemakkelijke prooi
-agressieve slachtoffers:
zwakker emotieregulatie, voelen zich snel uitgedaagd, kort lontje, stellen zelf veel negatief gedrag naar andere toe -
meestal is er gendereuforie
ontevredenheid wordt wel vaker geuit door meisjes: door hogere maatschappelijke belang van aantal typische mannelijke kenmerken + terughoudendheid bij jongens om cross gender interesse te uiten + meer druk tot genderconform gedrag bij jongens
onteverenheid als ervaren druk hangen samen met onveilige hechting!
"typicaliteit"(=mate van similariteit met eigen gender en met ander gender) inschatting van beide genders -
groeiende zelfstandigheid gaat gepaard met toenemende co-regulatie
-ouders geven globale richtlijnen
-kind bepaalt eigen gedrag
minder tijd met ouders, maar ze blijven wel essentiele steunpilaren
sibling zijn ook van belang
-steun, kameraadschap
-conflict, rivaliteit -
"seriatie"= vaardigheid om items te ordenen op kwanitatieve dimensies
"transitieve inferentie"= mentale seriatie -
TSS 7-10JAAR
worden kinderen succescol in klasse-inclusie problemen
bewust van classificatiehierarchie= vermogen om te focussen op relatie tussen algemene en specifieke categorien
door toenemende classificatievaardigheid interesse in verzameling -
VERSCHILLENDE LEEFTIJDEN VANAF 6 JAAR
gemiddeld 8 JAAR
"conservatie"= inzicht dat kwaniteit niet gerelateerd is aan fysieke verschijning
mogelijk gemaakt door
-capaciteit tot "decentratie"= tegelijk verschillenden aspecten van een situatie focussen en ze met elkaar in verband brengen
-aandacht voor "transformaties"
-"reversibiliteit" in denken= capaciteit om mentaal een aantal stappen te doorlopen en ze daarna in omgekeerde volgorde te herhalen -
lagereschoolkinderen hebben een accurater ruimtelijk inzicht dan kleuters
mentale representatie van een ruimte= cognitieve landkaart
vanaf 9 jaar beter
tussen 10 en 12 JAAR inzicht in betekenis van schaal
culturele verschillen
Piaget ging ervan uit dat hersenontwikkeling in combinatie met voldoende rijke ervaringen voor universeel traject zorgden MAAR: …
sterke beïnvloed door cultuur en scholing dan gedacht
relevante dagelijkse activiteiten
formele en informele vormen van scholing -
VANAF 10+ JAAR
-inzicht dat regels door mensen gemaakt zijn
-kunnen veranderen indien men het eens is