Schermafbeelding 2025 07 31 144618

peuter- kleuter tijd

  • ZINDELIJKHEID: plastraing

    ZINDELIJKHEID: plastraing

    vanaf 1.5 à 2 JAAR
    grote individuele verschillen
    zindelijkheid overdag gaat vooral aan zindelijkheid's nachts
    -meeste 4-jarige overdag zindelijk
    -bij 25% 4-jarige nog bedplassen
  • mishandeling en verwaarlozing

    mishandeling en verwaarlozing

    veilige geborgen thuis is basis voor gezonde ontwikkeling!
    sommige kinderen zijn slachtoffer van mishandeling of verwaarlozing:
    lichamelijk, psychisch, verwaarlozing, seksueel, huiselijk geweld

    failure to thrive + neurologische gevolgen
  • GEHEUGEN: 1-2 items

    2 JAAR
    doordat peuters taliger zijn is het makkelijker te bestuderen
    nog geen strategie
  • HERSENEN: fysieke veranderingen

    HERSENEN: fysieke veranderingen

    aantal verbindingen neemt sterk toe, waardoor complexere communicatie mogelijk
    hoeveelheid myeline neemt toe waardoor snellere overdracht van signalen= "myelinisatie"
    om energienood binnen de perken te houden is er "synapische pruning" (snoeiing)
    "corpus callosum" (= hersenbalk) wordt dikker
  • FYSIEK: relatief gewicht van hoofd neemt af

    FYSIEK: relatief gewicht van hoofd neemt af

    relatief gewicht van hoofd neemt af, dus meer evenwicht (zwaartepunt ligt lager)
    -- betere motoriek
  • HERSENEN: Lateralisatie + afhankelijkheid

    HERSENEN: Lateralisatie + afhankelijkheid

    lateralisatie= het proces waarbij de linker- of rechterhelft van de hersenen meer dominant wordt en een voorkeurshand, oog of voet ontstaat
    linkerhelft doorgaans verbale en sequentiële info verwerking
    rechterhelft doorgaans non verbale competenties en globale infoverwerking
    hersen helften zijn van elkaar afhankelijk en zijn ook inwisselbaar
    ten dele inwisselbaar
    veerkracht/plasticiteit
  • ONTW.TEKENEN: krabbelstadium

    ONTW.TEKENEN: krabbelstadium

    babytijd- 2JAAR
    product= ogenschijnlijk willekeurige strepen
    horizontaal en zigzag
  • slaapproblemen

    slaapproblemen

    kind moet zoveel slapen als nodig om overdag goed te kunnen functioneren
    individuele verschillen die slaapnood
    20 à 30% van kinderen ondervind slaapproblemen
    pavor nocturnus = nachtmerries en paniek
    moeite met inslapen, nachtmerries
    slaaptekort kan zowel slaperigheid als druk gedrag overdag gepaard gaan
    slaaptekort verhoogt ook het risico op overgewicht
    meer honger, meer tijd om te eten , te moe om te bewegen, metabolisme disregulatie
  • infecties

    infecties

    peuters en kleuters zijn vaak ziek maar dankzij hoge vaccinatiegraad doorgaans niet ernstig bijv; verkoudheid
    voor kinderen die niet gevaccineerd zijn wel verhoogd risico op ernstige ziektes
    ontwikkelingslanden (USA dankzij TRUMP)
    levensbeschouwelijke overtuiging (USA dankzij TRUMP)
  • ongevallen

    ongevallen

    peuter en kleuterperiode is risicovol door combinatie van exploratiedrang en gebrek aan ervarign en risico-inschatting
    individuele verschillen: geslacht, cultuur
    diverse soorten risicos: vb: vallen, brand, vergiftiging, stikken, verdrinken

    belang van risicoreductie
    preventie maatregelen
    veiligheidsregels aanleren
  • PERCEPTUELE ONTW.

    PERCEPTUELE ONTW.

    rijping van hersenen leidt → betere beheersing oogbewegingen en beter vermogen tot scherpstellen
    toenemende gedragscontrole maakt dat sommige visuele vaardigheden in gedrag omgezet kunnen worden
    in peuter en kleutertijd is waarnemen nog erg gecentreerd
    =focus op wat meest opvalt in waarnemingsveld
    onvermogen om meerdere dingen in rekening brengen (David Elkind)
    beperkt vermogen om waarneming zelf te sturen
    vermogen tot scannen nog beperkt
  • Period: to

    FYSIEK: nieuwe groeischijven

    tussen 2 en 6 JAAR
    op verschillende plaatsen in lichaam
    kraakbeen-- bot
    botleeftijd
  • Period: to

    FYSIEK: spieren

    worden krachtiger en nemen in omvang toe -- kind krijgt meer kracht
    - gezonde voeding is dus van belang!: gevarieerd, weinig vet en zout, hoge voedingswaarde
    -minder voedingsbehoefte als in baby tijd want de groei stopt wat
  • Period: to

    EETVOORKEUREN

    2 JAAR - 6 JAAR
    eetvoorkeuren zijn soms rigide
    kieskeurig
    "voedselneophobie"= bang voor nieuw voedsel
    meestan gaan hier overheen na tijd
  • Period: to

    FIJN MOTORISCH: algemeen

    toenemende controle over handen en vingers
    nieuwe vaardigheden:
    kunnen meer en meer voor zichzelf zorgen
    dagelijkse routine/ oefening helpt enorm
    nauwe samenhang met cognitieve ontwikkeling
    Aandachtsspanne: nodig voor moeilijkere dingen
    geheugen: herinneren hoe
    geslachtsverschillen: meisjes jongens
  • Period: to

    HERSENEN: sterke vooruitgang in andere hersenregio's

    "cerrebellum": motorische coordinatie
    "reticulaire formatie": volgehouden aandacht
    "amygdala": verwerken van emotionele infomatie
    "hippocampus": geheugen
    "corpus callosum": coordinatie tss lichaamshelften en aspecten van cognitief functioneren waarvoor communicatie tss helften van belang is
  • Period: to

    MOTORISCH: factoren/verschillen

    individuele verschillen in activiteitsniveau - temperament ook omgevingsfactoren spelen een rol
    Opvoedingsstijl
    culturele verschillen
    geslachtsverschillen
    jongens → beter met kracht vaardigheden
    meisjes → beter met evenwicht, precisie van beweging belangrijk
  • Period: to

    PREOPERATIONEEL STADIUM

    2 JAAR - 7 JAAR
    -peuters en kleuters worden minder afhankelijk van directie "sensorimotorische" gewaarwording
    -indrukwekkende vooruitgang op vlak van symbolisch denken
    - toch heeft preoperationele denken nog veel beperkingen
    Egocentrisme, gebrek aan conservatie, problemen met hiërarchische classificatie
    -in latere fasen: intuitief denkenals voorbereiding op leer geavanceerd redeneren
  • Period: to

    PREOPERATIONEEL STADIUM: symbool gebruik

    TSS 2- 7 JAAR
    = vermogen om mentaal symbool te gebruiken om iets fysiek weer te geven of te vervangen
    Vanuit sensorimotorische activiteiten ontstaan mentale ervaringsbeelden, die het kind later koppelt aan woorden
    Symbolisch denken verloopt sneller dan denken ingebed in sensomotorische activiteiten
    Eerst concreet, later abstracte (onder meer taal)
    Taal en denken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden (volgens piaget vloeit taal voort uit cognitieve vooruitgang)
  • Period: to

    TAALONTWIKKELING: differentiatie fase

    2;5 JAAR - 5 JAAR
    stroomversnelling- "fast mapping"
    metalinguistisch bewustzijn
    diverse onderzoeksmethode
    geinternaliseerd taal gebruik
    waaier aan woordklasse
    klanknabootsingen worden echte woorden
    gebruik van morfologie
    lacunes (= onvolledige delen) worden vaak aangevuld door verbuigingen/ afleidingen/ metaforen
    elementaire syntaxis
    pragmatiek, peuters worden betere gesprekspartners
    vanaf 4 JAAR taalgebruik aan gepast aan leeftijd en status van gesprekspartner
  • beperkingen van POdenken: moeite met hierarchische classificatie

    beperkingen van POdenken: moeite met hierarchische classificatie

    = organisatie van objecten in klassen obv gelijknissen en verschillen
    "klasseinclusieprobleem"= 'zijn er meer gele daen bloemen?', preoperationele kind laat zich leiden door de dominante van de gele kleur en kan niet switchen tussen het lagere en hogere niveau
  • POS: symboolgebruik: FANTASIE SPEL

    POS: symboolgebruik: FANTASIE SPEL

    door fantasiespel ontwikkelen kinderen nieuwe mentale schema's
    beter symbool gebruik= beter/veranderend fantasiespel, en wordt het...
    - losser van concrete realiteit: eerst erg letterlijk met de juiste objecten later kan van alles van alles zijn
    minder gericht op het zelf
    meer gebaseerd op een combinatie van schema’s
    combinatie ook samen met andere (sociodramatisch spel= rolspel samen met andere): delen mentale schema’s
    fantasiespel bevorderd cog. en soc. vaardigheden
  • beperkingen van POdenken: egocentrisme

    beperkingen van POdenken: egocentrisme

    PEUTER/KLEUTERTIJD
    = onvermogen om zich in cognitieve perspectief van een andere te plaatsen
    gebrek aan besef dat anderen dingen vanuit een ander fysiek perspectief zien.
    3 bergen test - Piaget onvermogen om zich te realiseren dat andere gedachte, gevoelens en standpunten hebben
    onderliggende aan animistisch denken en magisch denken
  • beperkingen van POdenken: onvermogen tot conservatie

    beperkingen van POdenken: onvermogen tot conservatie

    PEUTER/KLEUTERTIJD
    =inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan fysieke verschijning

    onvermogen tot conservatie komt onder meer voort uit de neiging tot centratie
    aandacht gericht op slechts een aspect van de situatie
    focus op uiterlijke verschijningen
    onvoldoende begrip van transformaties (focus op toestanden)
    ook de irreversibiliteit van denken speelt een rol
    onvermogen mentaal een aantal stappen te doorlopen en ze daarna in omgekeerde volgorde te herhalen
  • POdenken: ontstaan van intuïtief denken

    ondanks beperkingen is er in preoperationele periode belangrijke vooruitgang
    zo ontstaat ‘intuitief denken’
    Intuïtief denken= vorm van denken waarbij kennis over de wereld verworven wordt met behulp van primitief redeneren
    grote nieuwsgierigheid → voortdurend antwoorden zoeken
    vaak niet-kloppende verklaringen
    bereidt voor op meer geavanceerde vormen van redenen
    functionaliteit
    identiteit (nodig voor conservatie) vb: bol klei blijft dezelfde als slang
  • EMOTIES: ervaren en tonen

    EMOTIES: ervaren en tonen

    -wille alles zelf doen- kunnen niet inschatten dus gecorigeerd door ouder- woedebuien (terrible two's)
    -door levendige fantasie - geen onderscheid- meer angsten
    -toename EMOTIONELE ZELFregulatie
    -sensorische input beperken, tegen zichzelf praten, doelen aanpassen, situatie herstellen
    geboost door: taalontw., ontw v executieve functies
    zelfbewustzijn-- gevoeliger voor indruk van andere (shame , pride ontw.-- linked met verantwoordelijkheid en intentionaliteit (ook zonder volwassene bij)
  • EMOTIES: empathisch vermogen + prosociaal gedrag

    EMOTIES: empathisch vermogen + prosociaal gedrag

    Ontwikkelen "empathisch vermogen"= emotionele toestanden van andere waarnemen en zich er ook in kunnen verplaatsen
    -- drijfveer voor prosociaal, altruïstisch gedrag
    (positieve samenhang met warmte en sensitiviteit in de opvoeding en veilig van hechting)
    herkennen van emoties bij anderen vormt ook de basis voor onwikkeling van theory of mind = mee voelen, en resoneren met anderen, cognitieve vaardigheid om te bessefen dat anderen ook denken.
  • getal begrip

    getal begrip

    peuters en kleuters hebben al vrij goed inzicht in getallen
    systematische en consistent tellen volgens een aantal principes:
    -aan elk object één getal toekennen
    -vaste volgorde van de cijfers
    -het laatst genoemde nummer tijdens het tellen representeert de kwantiteit van de volledige set (= cardinaliteit)
    -alles wordt op dezelfde manier geteld, ongeacht verschijningsvormen (=abstractie)
    -volgorde is irrelevant
    wel nog niet erg stabiel
  • ZELF ONTW.

    ZELF ONTW.

    peuters worden zich bewust van zichzelf
    toenemend gebruik van ik, mijn in plaats van voornaam
    "zelfcategorisering"
    uitingen van protest als kind iets niet wil doen of juist zelf wil doen
    door groeiend zelfbewustzijn ook gevoeliger voor indruk bij anderen (schaamte/trots)
    zelfbeeld is bij peuters en kleuters rudimentair aanwezig, maar niet steeds accuraat
    -overschatting kennis/capaciteiten
    -overoptimistisch toekomstbeeld
    nog geen vergelijking met anderen
    ten dele cultureel bepaald
  • RELATIES MET LEEFTIJD GENOTEN: spel

    RELATIES MET LEEFTIJD GENOTEN: spel

    spele parallel
    sociale participatie neemt door met leeftijd
    associatief en cooperatief
    eerdere spelvormen nemen af hoedanig andere toenemen
    soms in sequence: toekijken → parallel→ samen
    tot in kleutertijd spelen kinderen vaak alleen

    samenhang bepaalde temperamentkenmerken: verlegenheid, impuls
    zowel terughoudend als impulsieve kindjes liggen minder goed in de peergroup
    doorheen peuter-kleutertijd neemt cognitievematuriteit van spel toe
    vooral functioneel spel
    Contrastief spel
    fantasiespel
  • GENDERIDENTITEIT ONTW.

    GENDERIDENTITEIT ONTW.

    "gender" "-identiteit"
    ervaren druk tot differentiatie en typicaliteit
    2 à 3 JAAR: benoemen zich consistent als meisje of jongen
    "genderschema"
    ervaren genderstereotype
    "genderconstantie" aan einde van KLEUTERTIJD
    indiv. versch. in genderexpressie
    diverse "gender beleving"
    'transgender, genderdysforie, niet-binair'
    ontdekken lichamelijke verschillen tss M en J - verkennen deze ('doktertje spelen')
    geheimzinnigheid
    grenzen aftoetsen
    vragen over voortplanting
    belang van hoe ouders ermee omgaan
  • FIJN MOTORISCH: 3 JAAR

    FIJN MOTORISCH: 3 JAAR

    knippen, eenvoudig puzzelen, ...
  • SHIFT VAN AANDACHT: kaartsorteerparadigmas

    SHIFT VAN AANDACHT: kaartsorteerparadigmas

    3 JAAR: persisteren in eerste regel
  • MOTORISCH: 3 JAAR

    MOTORISCH: 3 JAAR

    3JAAR: rennen, trap oplopen, springen, trappen en sturen op driewieler
  • ontw. TEKENEN: vormstadium

    ontw. TEKENEN: vormstadium

    3 JAAR
    vormen, plusjes en kruisjes
  • ZINDELIJKHEID: stoelgangtraining

    ZINDELIJKHEID: stoelgangtraining

    vanaf 3 JAAR
  • POS: symboolgebruik: RELATIE SYMBOOL EN REALITEIT

    POS: symboolgebruik: RELATIE SYMBOOL EN REALITEIT

    3 JAAR
    om te doen alsof moet het kind begrijpen dat een symbool overeenstemt met iets specifiek is de realiteit
    “duale representatie” experimenten met schaalmodel
    2.5- jarige zijn nog niet instaat verborgen voorwerpen in een echte kamer terug te vinden aan de hand van een schaalmodel
    rond 3 jaar kunnen ze dit wel
    Ervaringen met verschillende soorten symbolen draagt bij tot vermogen, om duale representatie
  • EERSTE VRIENDSCHAPPEN

    EERSTE VRIENDSCHAPPEN

    3 JAAR
    vooral gericht op samen leuken dingen doen
    voorkeur kan snel wisselen
    nog niet langdurige en duurzaam
    → het hebben van een wederzijdse vriendschap voorspelt positieve ontwikkelingsuitkomsten
    sociale competentie
    schoolse aanpassing
    vroege peerrelaties beïnvloed door ouders
    op een fijne manier meespelen
    speeldates
    directe invloed
    gelegenheden creëren om met andere kindjes te spelen
    sociaal competent gedrag aanmoedigen
    indirecte invloed
    veilige hechting
    warm collaboratief spel
  • Period: to

    piek van hoge activiteit in linkerhemisfeer

    tussen 3 JAAR - 6 JAAR
    daarna spectaculaire stappen in taal ontwikkeling
    snelle groei in regio's van prefrontale cortex vooruitgang op vlak van executieve functies
  • Period: to

    LINKS OF RECHTS

    VANAF 3 JAAR tot 6 JAAR soms afwisseling van voorkeur
  • MOTORISCH: 4 JAAR

    MOTORISCH: 4 JAAR

    4 JAAR: hinken, snel en vlot driewieler
  • ZINDELIJKHEID: 4 JAAR

    meeste 4 jarige overdag zindelijk
    25% 4 jarige nog bedplassen
  • SHITEN VAN AANDACHT: kaartsorteerparadigma's

    SHITEN VAN AANDACHT: kaartsorteerparadigma's

    4 JAAR: kunnen shiften van regel
  • GEHEUGEN: 3-4 items

    4 JAAR
    nog geen strategie
    herkenningsgeheugen bij 4 tot 5 jarige heel accuraat
    "episodisch geheugen" wordt beter
    -geheugen voor alledaagse gebeurtenissen
    -info herinnerd in een context
    ---"semantisch geheugen"
  • Theory of mind

    Theory of mind

    herkennen van emoties bij andere vormt ook de basis voor ontwikkeling van 'Theory of mind'= mee voelen, en resoneren met anderen, cognitieve vaardigheid om te beseffen dat andere ook denken
    - ontwikkeling verloopt in stappen:
    "first order beliefs and false beliefs"= foutief denken over iets
    "second order beliefs and false beliefs"= foutief denken over denken
  • FIJN MOTOTRISCH: 4 JAAR

    FIJN MOTOTRISCH: 4 JAAR

    vouwen, schrijven, kralen rijgen
  • ontw. TEKENEN: ontwerpstadium

    ontw. TEKENEN: ontwerpstadium

    tussen 3 en 4 JAAR
    meerdere vormen combineren
    "KOPVOETERS"
  • EMOTIES: herkennen, begrijpen, erop reageren

    EMOTIES: herkennen, begrijpen, erop reageren

    4 à 5 JAAR
    oorzaak van emoties inschatten
    in verklaringen meer nadruk op externe dan interne factoren (veranderd naarmate meer bewust dat ze gevoelens en verlangens kunnen sturen)
    uit iemands gedrag afleiden hoe hij/zij zich voelt
    inzien dat gedachten gevoelens verbonden zijn
    instaat gevoelens bij andere te verminderen
    begrijpen van emoties bevorderd als ouders emoties benoemen en uitleggen +uitgebreide woordenschat
    begrijpen van emoties is voorspeller voor sociaal functioneren
  • MORELE ONTW.

    MORELE ONTW.

    4 JAAR (4-7jaar)
    aanvankelijk extern gecontroleerd
    geleidelijk aan gebaseer op interne standaarden
    Piaget bestudeerde deze als eerste
    -verloopt in stadia zoals cognitieve ontwikkeling
    -onderzoek met morele dilemma's
    4-7 JAAR: "Moreel realisme"
    "heteronome moraliteit"= gehoorzamen aan de regels die autoriteitsfiguren opleggen
    regels zijn vast en onveranderlijk
    Overtreding van de regels wordt onmiddellijk bestraft ("immanente rechtvaardigheid")
    intentie wordt niet in rekening gebracht
  • MOTORISCHE: 5 JAAR

    MOTORISCHE: 5 JAAR

    5 JAAR:
    koprol, fiets met steunwieltjes
    vooruitgang wordt gedreven door groei hersenen maar ook door hoge levels van activatie
    veel oefening dus beter at it
    alledaagsspel is bevorderlijk (meer dan directe instructie) (spontaan bewegen)
  • FIJN MOTORISCH: 5 JAAR

    FIJN MOTORISCH: 5 JAAR

    potlood juist vasthouden
  • ontw. TEKENEN: picturaal stadium

    ontw. TEKENEN: picturaal stadium

    tussen 4 en 5 JAAR
    herkenbare objecten
    minder interesse voor vorm/ontwerp
    tekenen bevordert diverse aspecten van de ontwikkeling
    fijnmotorische vaardigheden, oog-hand-coördinatie, aandachtsfocus, creativiteit
    culturele verschillen
    gelinkt aan hoe rijk artisiteke tradities zijn in verschillende culturen en belang dat gehecht wordt aan artisitieke competentie
    vb: azie en caligraphe
  • EXECUTIEVE FUNCTIES: plannen: 5 JAAR

    EXECUTIEVE FUNCTIES: plannen: 5 JAAR

    5 jarige kunnen een plan maken en volgen
  • HERSENEN: 5 jaar verhoudingen

    HERSENEN: 5 jaar verhoudingen

    5 JAAR
    hersenen groeien sneller dan de rest van lichaam
    hersenen van 5 jarige hebben 90 procent van grootte en gewicht van volwassenen
    Lighaams gewicht van 5 jaar is 30 procent van volwassenen
  • FYSIEK: gestage verdere groei en gewichtstoename/verandering

    FYSIEK: gestage verdere groei en gewichtstoename/verandering

    6 JAAR:
    gem. lengte van 120cm / gem. gewicht van 20kg
    LICHAAMSVORM VERANDERING:
    -slanker
    -langere armen en benen
    -verhouding hoofd/rest lichaam steeds meer zoals bij volwasse
    INDIVIDUELE VERSCHILLEN/
    - jongensmeisjes
    -economisch ontwikkelende landen ontwikkelingslanden
    -welgestelde gezinnen gezinnen onder armoedegrens
  • BEGIN TANDEN WISSELEN

    BEGIN TANDEN WISSELEN

  • rechterhemisfeer: gestage toename

    KIND-ADO (vanaf
    gestage toename doorheen kind tot adol - geleidelijke ontwikkeling van spatiale vaardigheden
  • PERCEPTUELE ONTW. : 6 JAAR

    PERCEPTUELE ONTW. : 6 JAAR

    beter bij beginnende lezers (6 JAAR)
  • VETERS KNOPEN: 6 JAAR

    VETERS KNOPEN: 6 JAAR

  • Period: to

    TANDWISSELEN

    6 JAAR - 12 JAAR