-
-luisteren
voor geboorte is gehoororgaan ontwikkeld
stem moeder en andere geluiden dringen door de baarmoeder
voorkeur voor stemme
-vocale productie
eerste geluid= geboorte schreeuw
opvallende vocale productie=huilen
"vegetatieve geluiden"= huilen, boertjes, ..
-interactie
geluidsproductie heeft effect in de omgeving
kind reageerd op zijn beurt
multisensoriele dialoog (zonder stem met alle zintuigen) op momenten van nauwe fysieke nabijheid -
Baby's gebruiken niet conventionele taaltekens (spreken dus nog niet)
maken geluidjes, gezichtuitdrukking, gebaren, imitatie
belangrijke grondslag,
eerste levensjaar maakt kind overgang van communicatie naar taal
niet-talige vormen blijven nadien bestaan
aandeel taal in communicatie neemt wel toe
prelinguale periode ingedeeld in 4tal fase
telkens stappen vooruit in luisterontwikkeling, vocale productie en interactie met de omgeving -
-luisteren
jonge baby's kunnen al tal van verschillen in spraakgeluiden percipieren
de verschillende eenletterige woorden
-vocale productie
vaker ontspannen wakker -- meer ontspannen mondstanden-- rustige geluidjes
"vocaliseren"= opeenvolging van korte open klinkers, typisch in toestand van alerte inactiviteit
-interactie
betere visuele fixatie-- herkennen bewegende gezicht -- "sociale glimlach"
wederzijdse imitatie
"protoconversatie" tss baby en verzorger -
-luisteren
taalspecifieker luisteren (fonemen onderscheiden)
kind beluistert zichzelf; auditieve feedback= belangrijker
“kiezend kijken” = kijken ze iets kennen
-vocale productie
exploratie eigen lichaam (inclusief spraakorgaan) → diversificatie, toonhoogte, duur, luidheid
ook medeklinker
vocaal spel, polyglotte klankproductie
actieve klankproductie met gevarieerde output
-interactie
interesse en spel baby egocentrisch
joint attention= volw. doet mee
protoconversaties
meer beurtgedrag -
-luisteren
9MND voorkeur eigen taal
moedertaalfilter: luisterd wordt taalspecifiek
bevordert beginnende woordherkenning
basis voor opbouw mentaal lexicon
-vocale productie
brabbelen= klankproductie met herhalingskenmerken
herhalend= pa-pa
gevarieerd= pa-ma
vocale productie wordt monoglot
"expressief jargon"= lettergreepstructuur en intonatie
-interactie
dol op interactie spelletjes
inisieert zelf
spel=socialer
ontwikkelen repertoire van communicatieve intenties
protoconversaties→ echte dialogen -
12 MAAND-30 MAAND
overgang brabbelen naar betekenisvol taalgebruik = start van vroeglinguale periode
taalontwikkeling wordt zichtbaar
eerste woordjes met betekenis
pre-symbolish→ symbolisch gebruik (= beseft dat woorden verwijzen naar dingen): taal krijgt een "verwijzingsfunctie"
maken snel daarna zinnetjes (primitieve zin) → actieve syntactisch
het leren gebruiken van woordjes in fasen
eenwoordfase: 12M-18M
twee-meerwoordfase 18M-30M -
individuele versch. timing eerste wpprdje (14MN gem.)
bij sommige geleidelijke overgang van expressief jargon←→ andere ‘verwijderen’ expressief jargon en beginnen meteen met nieuwe woordjes
-"protowoorden" als voorbereiding op echte:
"klanknabootsing"
"brabbelgroepjes"
Kinderen benoemen graag en krijgen graag feedback
feedback = nodig want "overextensie""onderextentie"
continue feedback zorgt voor verfijning v woordenschat
eerste 50 woorden stapsgewijs, dan waterval
dan "eenwoordzin/holofrase" -
woorden worden gecombineerd -- benoemen van relaties tussen dingen
woordopvolgorde komt overeen die van volwassen taalaanbod
primitieve syntax
-verschillende soorten talige relaties:
bezit, plaats, actie, eigenschap, aandacht, vestiging, wens
kind begrijpt hoe het woorden kan samenvoegen tot betekenisvolle boodschappen-- langere zinnetjes
‘telegramstijl’
veel woordklassen ontbreken; kind gebruikt vooral inhoudswoorden
morfologie ontbreekt
voorang op vorm, semantiek op syntaxis -
-elementaire zinsstructuur
-samengestelde zinnen -
enorme vlucht (200-10.000 woorden)
"fast mapping"= nieuw woord na korte kennismaking verbinden met onderliggende concepten vb: zonnebloem en paasbloem
waaier aan woordklassen
klanknabootsingen → echte woorden
gebruik van morfologie (vervoegen en verbuigen)
lacunes (= onvolledige delen) gecompenseerd door nieuwe samenstellingen/afleidingen of het gebruik van metaforen -
stroomversnelling
vooruitgang op alle gebieden
nieuwe aspecten + verfijning van reeds aangewezen aspecten
metalinguistisch bewust zijn
diverse onderzoeksmogelijkheden
spreken vaak tegen zichzelf= geinternaliseerde taal/ egocentrische taal -
-
-kleuters worden steeds betere conversatiepartners
-vanaf 4 JAAR taalgebruik aangepast aan leeftijd en status van gesprekspartner -
-
bezit bouwstenen van taal+ kan ze beter hanteren
grote vooruitgang in grammaticale vaardigheden
passieve vorm, voorwaardelijke bijzinnen, inzicht in syntaxis
pragmatiek verbetert
toenemend metalinguistisch bewustzijn
explicieter begrip van regels
helpt taal begrijpen bij onvolledig of verwarrende info
+ woordgrapjes
vooruitgang op vlak van taal--toeneming zelfbeheersing
+schriftelijke taalvaardigheid (lezen/schrijven)
kennismaken vreemde taal
op het einde vormelijke beheersing van moedertaal -
voor jonge kinderen tot 7 JAAR niet lastig om 2 te leren
zelfde stadia als eentalige taalverwerving
twee bijkomende stadia
-één stadia situatie= één taal rond 3 JAAR
-taal en persoon losgekoppeld stadia= tussen 5 en 7 JAAR -
Kind hoort aanvankelijk één taal (binnen gezin) en wordt op een later tijdstip geconfronteerd met een tweede taal (vb: op school)
afbakening ‘later tijdstip’?
kind zit al volop in de vroeglinuale fase van de eerste taal als het de tweede taal aangeboden krijgt
maar wel voor de leeftijd van 9 à 10 JAAR
tweedetaalverwerving bouwt verder fundamenten van de eerste taal
tweetaligheid op vroege leeftijd (voor 10JAAR) leidt meestal tot het accentloos spreken van beide talen